Dat het vertrouwen in de overheid tanende is zal iedereen wel beamen. Toch krabde ik me even achter mijn oren toen NRC-onderzoek tot de conclusie kwam dat slechts 36% van de kiezers vertrouwen heeft in de Tweede Kamer. En ik heb echt niet de illusie dat het vertrouwen in de lokale overheid een veel hoger percentage als uitkomst zou geven.

Er zijn naar mijn beleving onderwerpen (zowel op landelijk als lokaal niveau) die zorgen voor een tanend vertrouwen: de aanpak van de corona-epidemie, de klimaatdiscussie, de krappe woningmarkt enz.

Niet alleen dit soort onderwerpen, maar ook politici zelf zijn debet aan afnemend vertrouwen.

De onderstaande uitspraken van Sigrid Kaag tijdens het debat over het eindverslag van oud-informateur Hamer lijken op een inclusieve olifant die door de porseleinen vertrouwenskast loopt:

“Ik vertrouw heel weinig mensen in het leven. Ik vertrouw mijn man, mijn eigen familie en een paar vrienden”

Dat klinkt wel erg exclusief en karig! Leuk ook voor de kiezers die vertrouwen in haar hadden (of nog steeds hebben?)

“Ik ga af op zakelijke afspraken die we correct met elkaar willen uitvoeren.”

Dat klinkt niet erg diplomatiek!

Mensen, zo kunnen we ons land toch niet besturen! En zo willen we toch niet bestuurd worden!

Hoe dan wel? Door in beginsel de overheid te zien zoals ze werkelijk is: dienares! (Romeinen 13)

Op die manier kunnen we vol vertrouwen deelnemen aan kabinetsformaties en ons opmaken voor gemeenteraadsverkiezingen.

Dat geldt voor Henk en Ingrid, voor Roelof en Klaasje en ook voor Kaag en Kees.